Mei 1250.

N. Cameracensis et P. Cathalanensis (1) dei gratia episcopi universis presentes litteras inspecturis salutem in Domino. Notum facimus universis, quod (2) erga illustrem dominam Margaretham Flandriae et Haynoniae Comitissam de refundendis sibi dampnis que per inqui-

(1) Cathalanensis. d. i. van Chalons, en wel waarschijnlijk sur Marne, dat oudtijds een bisdom was.

(2) Quod erga. Ik beken, dat ik dezen volzin niet begrijp; er moet iets uitgevallen zijn, waarschijnlijk de woorden: nos constituimus debitores of iets dergelijks.

— 9 —

sitionem ven. patris P. dei gratia Albanensi« episcopi, apostoJice sedis legati et dicte domine comitisse, domi no Wlfardo et alijs de Zelandia dicte domine comitisse adherentibus, durantibus treugis, quas dominus legatus accepit, usque ad summam mille quingentarum libra- rum Flandrensium , invenientur illata (1). Nos itaque uterque in solidum prineipales constituimus debitores, concedentes quod si predicta non faceremus, ipsa do- mina romitissa in nostro conductu sine forefacto capcre possit de nostro, In cuius rei testimonium et muni- men presentes litteras eidem domine comitisse tradidi- mus sigillorum nostrorum appensione munitas. Datum

O o

Bruxelle anno domini M. CC quinquagesimo mense mayo.

Origineel op perkament met de zegels der beide bisschoppen in bruin was, met con trazegel , hangende aan perkament banden; beide zegels beschadigd.

(1) Margaretha gravin van Vlaanderen en de Roomsch koning Willem grave van Holland, benevens zijn broeder Floris, sloten den 19 Mei 1250 een verdrag ter regeling der wc- derzijdsche regten in Zeeland, onder borgtogt en getuigenis van verscheidene geestelijken en edelen , waaronder ook voor komen Nicolaus Bisschop van Kamerijk en P. Bisschop van Cha- lons, welke dezen onzen brief gegeven hebben. Zie het verdrag bij Kluit Hist. Crit. II. no. 169. 170. Eenige Zeeuwsche edelen hadden bij die gelegenheid de partij van Margaretha gehouden, welke in de HS. kronijk van G rijpskerke dus worden opgegeven: » Wolphaert Claessoneden Jonge, Wol- » phaert en Hendrik van Everdingen ridderen en Gillis van » Coudekerke knaepe." Verg. Kluit, t.a.p., II. No. 17G. Deze W. Claes sone was waarschijnlijk de heer van Maalstede , die reeds ten jare 1248 den 21sten Augustus, wegens een leen , door hem in Zeeland bezeten , der Gravinne manschap gedaan had.

— 10 —