19 Februarij 1545.

zoon, voor zich zei ven en vervangende Oherijt Claes- zoon, en Vechter Claeszoon, voor zich zel ven en vervangende Claes Vechterszoon, zijn' zoon. Deze, allen ingelanden van de voornoemde ambachten en parochiën, begeerden, dat de stad Amstelredamme de transactie van hen met die van Rijnlant zou bezege len; welk verzoek door burgemeesteren wordt inge willigd.

Brief op perkament, aan de gezegde transactie bevestigd en voorzien van het zegel der stad Amstelredamme in wit was, hangende aan een' dub belen fransijnen staart. Lade 38.

Handvesten van Amsterdam, bl. 328.

21 Februari) 1545.

Kaerle bijder gracie Gods Roemschen keyser, enz. Gegeven in onse stede van Bruessel, den XXien dach van Februario, int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ende vierenveer- tich, van onsen keyserrijcke 't XXVe, ende van onsen rijcke van Castilien ende anderen

't XXIXC.

Kaerle zegt, dat hem vertoond is, „hoe de stad Aemstelredamme principalijck gefondeert is op de zey- laigevan westen ende oisten, daer bij sij leven, ende onse beden ende subventiën betalen, dijcken ende dammen onderhouden, welcke scepen wederomme commende van oisten oft westen voer onse stede van Aemstelredamme nyet arriveren en mogen, zonder ge licht te worden van der vracht, ende dat zoe wel

int innecommen, al9 int vuytvaren, overmits ondiep ten ende sanden, genaempt Pamphuys, liggende om trent zes mijlen van der voirsz. stede van Aemstelre- domme;" hij verbiedt derhalve, opdat de ondiepte op Pamphuys niet toeneme, ballast te dier plaatse over boord te werpen. Ook mogten de schepen, van Aemstelredamme of uit Waterlant zeilende, volgens zijn bevel, niet dieper gaan, dan vijf en een vieren deel Hollandsche ellen, noch van hier vertrekken, dan na alvorens gepeild te zijn.

Brief op perkament met het zegel en tegenzegel van den keizer in rood was, hangende aan een' dubbelen fransijnen staart. Lade 24.

Handvesten van Amsterdam, bi. 352.