8 October 1553.

Kaerle, tot het voeren van den oorlog „bij den co

ninck van Vranckrijcke zonder eenige redene oft oir- zake begonst, onder tdexel van vrienscap ende aleer hij de oirloge hadt doen verclaeren," in den jare 1552, achthonderd Carolus-guldens bij leening opge nomen hebbende van tconvent van de Nyeuwe Nonnen, die Memorie in doude Kercke, die Memorie in de nyeuwe Kercke, tconvent van sinte Margrieten,' tconvent van de elffduysent maechden, tconvent van sinte Lucien, tcon vent van sinte Cecilien ende tconvent van die Clarissen van den derden regel, al binnen Amstelredam, en niet bij magte zijnde het geleende geld, volgens belofte, na een jaar tijds terug te geven, staat af aan tcon vent van de Nyeuwe Nonnen ende huere consorten, in stede van het beloofde remboursement, eene jaarlijk- sche rente van vijftig ponden Vlaamsch, zullende du ren tot de aflossing van de hoofdsom. Voor de be taling dezer rente verbindt hij zijne Vroonlanden, gelegen buiten Alckmaer, zoodat daarvan jaarlijks de betaling zou geschieden door den rentmeester der Vroonlanden in Westvrieslandt.

Op den omgeslagen rand van het charter staat: Bij den keyser, de coninginne regente, de heer en van Praet ende van Berlaymont, hoofden, meesteren, Nicasius Claissone, Pieter Boisot, Joes de Damhouder~e ende Aelbrecht van Loo, gecommitteerde van de financien, ende andere jegenwoirdich.

Brief op perkament met het zegel van den keizer in rood was, geheel ge broken, hangende aan een' dubbelen fransijnen staart. Lade 19.