16 Maart 1228.

Nos Gerardus comes Gelrensis, omnibus tam presen- tibus quam futuris cupimus innotescere, quod nos viro nobili Arnulfo de Audenarde, pro eo quod ipse fidelis et homo noster effectus est, singulis annis in media quadragesima quando cantatur letare ierusalem, duodecim carratas vini apud villam nostram Arnhem persol vei nas; quelibet etiam carrata sex amas con ti nebit. Et hec solutio a nobis et nostris heredibus ad ipsum et suos heredes perpetuo devolvetur, et ipse et sui heredes nobis et nostris heredibus sicut fideles et homines nostri fideliter servire tenebuntur. Et in huius rei testimonium huic carte sigillum nostrum feci-

voorkomen, schreef men oudtijds niet zelden de beide af schriften op hetzelfde blad boven elkander, en daar tusschen in , eenige woorden met groote letters, die dan door midden geknipt werden, meestal golfsgewijs, zoodat elk afschrif een gedeelte daarvan had, en beide stukken aan elkander pasten. Zie verder hierover Kluit Hist. Crit. Oom. Holl, II. 197 , Bondam Ckarterb. van Geld. III. No. GO. Nij- hofiF, Gedenkw. I. Oork. 16, 17.

— 8 —

mus appendi. Datum apud Rurmunde quinta feria ante ramos palmarum Anno Domini MCC vicesimo septimo.

Origineel op perkament met 's Graven groot zegel met tegenzegel in bruin was, han gende aan rood en geel zijden banden; de Graaf is afgebeeld te paard, het zwaard in de hand, en op het schild drie mis- pelbloemen. Het omschrift luidt: Ge- rardus Dei gracia Gel ... sxs et Sur- fakie come.; op het tegenzegel is hij insgelijks te paard, met banier en schild, en op beide drie mispelbloemen. Het randschrift is : Gerardus de Gexre f se cret um COMITIS.