6 Mei 1511.

Maximiliaen en Karel geven verlof aan hunne on derzaten in deze landen, die oistwaert wilden handel drijven, om oorlogsschepen op eigene kosten uit te reeden, tot bescherming van de koopvaardijschepen tegen die van Lubeck. Daarenboven vergunnen zij hun, op de goederen, oistwaert af te zenden, te hef fen eenen gouden Philippus-gulden van elk last. ten einde daarmede goed te maken de onkosten,

door deze uitrusting veroorzaakt. De vorsten ver klaren, hiertoe zich verpligt te vinden, aangezien, gelijk zij zeggen: „van wegen der gedeputeerden van den Staten van onse landen van Hollandt ende West- vrieslandt ende van onse steden van Antwerpen ende Ziericxzee ons es verthoent geweest, hoe al eyst zoe, dat zy ende andere onse ondersaten nyet geweten en hebben yet vuytstaende te hebben met die van Lubeck ende huere adherenten ende toestaenderen, dan goede vrede, vruntscap ende eendrachticheyt, ende dat die selve van Lubeck geen. redene ofte oir- sake gehadt en hebben, die voirnoemde thoenderen te roeven ende beschadegen, noch hemluyden eenich hinder ofte letsel te doen in de hantieringe van huere neeringe ende coopmanscepe oistwaert noch elders, desen niettegenstaende zoe hebben hen gevoirdert, ende noch dagelicx doen, die voirsz. van Lubeck mit hueren voirsz. adherenten die voirnoemde thoende ren feytelijcke ende met opsette wille op te loopen, te beroeven ende af te nemen sekere groote menichte van scepen ende goeden, weerdich zijnde over die hondert duysent gulden, ende die te behouden ende te gebruycken tot huere wille, boven vrede tractaet ende bestandt, ende sonder dair af eenige restitucie te willen doen, des tot meer stonden versocht zijnde van onsen wege. Ende dat meer ende arger es, heb ben die selve van Lubeck gereet ende toegemaect se kere quantiteyt van scepen in meyningen, die voirsz. thoenderen ende andere onse ondersaten, hanterende ende frequenterende die Oisterszee, wederom af te worpen, beroeven ende geheel en al te verderven, ' meynende alsoe die selve thoenderen vuyter zee te

houden ende geheel en al vuyt huere neeringe ende coopmanscepe te verdriven, ende en souden die selve thoenderen huere voirsz. neeringe ende coopmanscepe in den voirsz. quartiere nyet durven hanteren, alsoe zy gewoenlick zijn te doen, zonder orloogscepen te hebben ende toe te reeden, om hen ende huere coop- scepen te geleyden ende hen van voirder scade ende verlies te wachten ende beschermen, welcke orloog scepen die selve thoenderen nyet en souden willen ofte mogen opsetten, noch hun daermede behelpen, sonder onsen verlof, octroy ende consent."

Brief op perkament met het zege] en tegenzegel van de vorsten in rood was, zeer beschadigd, daarop ge drukt. Lade 44.