21 Maart 1405.

Willem vergunt aan Aemstelredamme de vrijheid, dat alle schepen, die het Maersdiepe of Vlie hezoeken, veilig uit en naar de haven der stad mogen varen, behoudens echter zijne tollen van Aemstelredamme. Had iemand daartegen iets in te brengen, dan zou dat, volgens de regten der stad, beslist worden.

Brief op perkament met het zegel van den graaf in groen was, hangende aan een' dubbelen fransijnen staart. Lade 23.

Handvesten van Amsterdam, bl. 25. Dapper, Hist. Beschr. van Amsterdam, bl. 101. Van mieris, Groot Charterboek, deel IV, bl. 8.

16 November 1405.

Willem bi der ghenaden Goids palensgrave up ten Rijn, enz. Gegeven in onsen besitte voir Hagensteyn ende Eversteyn, upten xvisten dach in November, int jair ons Heren MCCCC ende vive.

Willem erkennende, dat zijne getrouwe stad van Aemsterdam hem wel had bijgestaan in het beleg van

Hagensteyn en Eversteyn, hetwelk hem op dat tijdstip nog bezig hield, en even zoo inden oorlog, door hem vóór dien tijd gevoerd, vergunt aan haar, uit hoofde van de groote kosten en lasten, welke zij deswege te dragen had, om los- en lijf-renten op de stad te verkoopen. Verder staat hij in voor de betaling der los- en lijf-renten, welke de stad ten gevolge daar van zou schuldig worden.

Brief op perkament met het zegel van den graaf in groen was, hangende aan een' dubbelen fransijnen staart. Lade 13.

Dapper, Hist. Beschr. van Amsterdam, bl. 102. Van mie ris, Groot Charterboek, deel IV, bl. 29.