3 Augustus 1548.

13

„Meester Jan Berenszoon, priestere, aenmerckende de goede affectie, die wijlen Haes Claes-dochter, die huysvrouwe was van Claes Jacobszoon int Paradijs, s. g. in voortijden heeft gehadt, omme te doen maicken een huys, neffens de capelle van der Heyliger Stede, wesende tsacraments gasthuys, dairtoe de voorsz. Haeze een merckelicke somme van penningen ge- maect ofte gegeven heeft gehadt, omme in den voorsz. huyse zekere oude scamele persoonen van mannen ende vrouwen onderhouden te werden, ende dat de- sen achtervolgende ter plaetse voorsz. een schoon nyeuw huys es' ghemaect, zonder dat daerinne al- noch eenige manspersoonen gestelt zijn, ende — be gerende tvoorsz. goede werck te vorderen," doet voor schepenen van Aemstelredamme transport eener rente van dertien ponden Vlaamsch, welke hij op de stad gekocht had, ten behoeve van het genoemde gast huis. Hij verklaart deze gift onder zekere bepalingen gedaan te hebben „vuyt vryer harten ende wel be dachten moede, ter eeren van God almachtich ende van zijnen heyligen twaelff apostolen, — tot onder houdt van derthien oude scamele mannen, die ter eeren als vooren in den voorsz. huyse gestelt zullen werden, ende aldaer hoore logijs hebben zullen, te wetene voor elcken een pondt groot sjaers."

Brief op perkament met de zegels der twee schepenen in groen was, hangen de aan dubbele fransijnen staarten, Lade 20.

13 Üctober 1548.

Kaerle bijder gracie Gods Roomsch keyser, enz. Gegeven binnen onser stede van Mechelen, opten derthiensten dach van Chtobre, in den jare ons Heeren duysent vijfhondert ende acht- enviertich, van onsen keyserrijcke 't xxixe, ende van onsen rijcken van Spaingnien, beyden Se- cillien ende anderen 't xxxme.

Kaerle vergunning hebbende gegeven aan de Sta ten van Hollant, tot het dagvaarden voor den grooten raad te Mechelen van den procureur-generaal, die zijn regt voorstond, om den uitvoer van koren te mo gen verbieden en niet dan met betaling van eenig verlofgeld toe te staan, gelast den gedaagde, nadat de raad beide partijen gehoord en ten voordeele der eerste beslist had, te gehengen, dat alle koren en graan, buiten Hollant gewassen en daar ingevoerd, weder worde uitgevoerd, zonder daarvoor eenigen impost of congie-ghelt meer te betalen, dan sedert den veertienden December 1495 gegeven was.

Handschrift, bestaande uit een perka menten boek van zestien bladzijden in folio, met het zegel en tegenzegel van den keizerin rood was, hangende aan een' dubbelen fransijnen staart. Lade 12.

Handvesten van Amsterdam, bl. 92.

13*