10 Januarij 1539.

Sur les remonstrances et requeste, faictes et pre- sentees a la royne de Honguerie et de Bohème, regente et gouvernante pour lempereur en ses pays depardeca, etc. Ainsi faict a Bruxel- les, le dixiesme jour de Janvier, lan xv° xxxvm, stil de Cambray. De landvoogdes Marie willigt het verzoek in van burgemeesteren der stad Amsterdamme, die van wege en uit naam der eigenaars en aandeelhouders van de schepen uit het kwartier der Zuderzee, te dien tijde zich in Zeelant bevindende en door den keizer in dienst genomen, hadden aangehouden om handligting van het arrest, door Adrien de Heetvelde, ontvanger van Be- westerscheldt, gelegd op het zout, in deze schepen gevon den, en op het geld, dat van den verkoop was gekomen.

Echter geschiedt dit onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat de eigenaars van de schepen en van het zout voor hunne rekening nemende onkosten, welke, doordien zij niet binnen den hun bepaalden tijd naar Zedandt zich begeven hadden, door den ontvanger gemaakt waren bij het ontladen van hunne vaartuigen.

Brief op perkament zonder zegel, doch geteekend door de landvoogdes en aan den voorgaanden vastgehecht. Lade 44.