30 Junij 1611.

De dijkgraaf, hooge heemraden en hoofd-ingelan- den van Rijnlant doen, ten behoeve van Amstelre- damme, afstand van alle schouw, gezag en jurisdic tie , die zij voor dezen hadden over den dijk en de landen, welke, bij de voorgenomen vergrooting der stad, daar binnen zouden getrokken worden. Daarentegen verbinden zich de burgemeesteren van Amstelredamme tot het onderhoud van dezen dijk, ter plaatse waar hij toen was of later zou mogen verlegd worden. Voor welken afstand en andere vorderin gen aan het dijkgraafschap van Rijnlant als schade vergoeding wordt toegekend eene onlosbare rente van twee honderd guldens van veertig grooten jaarlijks.

Het stuk is geteekend door A. de Zweten, J. van Poelgheest, A. van Bronchorst, J. van Duvenvoirde, M. Ruychaver, Jacques de Wijngaerden, hooghe heem raden van Rijnlant, R. van Brederode, Ant. van Du venvoirde , Corn. van der Hoech, Laurens Gael, F. van Thorenvliet, A. Pietersz. van der Werff, Nic. van Zeyst, Jan de Wael, hooft-ingelanden van Rijnlant, ter eene,

en ter andere zijde door C. Banningh en J. Boelensz. burgermeesteren en Adriaen Pauw, raedt ende pensiona ris van de stadt Aemstelredam.

Brief op perkament met het zegel van het heemraadschap van Rijnlant in rood was, gedekt met eene papieren ruit. Lade 33.

Handvesten van Amsterdam, bl. 9.