Het Archief der Ijzeren Kapel in de Oude Of Sint Nikolaas Kerk Te Amsterdam, Nr. 144, S. 164
19 Januarij 1519.
Kaerle staat toe aan Amsterdam, welke stad „opten zeecant der palen van Denemercken naest gelegen is", dat de som van vier of vijf duizend gouden guldens, door haar te betalen aan den koning van Denemerc ken, in mindering van den bruidschat, dezen toege zegd bij zijn' echt met 's konings zuster Ysabel, zal gekort worden op Amsterdam's aandeel in de bede van tachtig duizend ponden, voor vier jaren inge willigd. Hierbij geeft de koning, uit erkentelijkheid voor de diensten, hem door Amsterdam bewezen, de verzekering, niet te zullen gedoogen, dat eenige nieuwigheden tegen de oude privilegiën en handves ten in deze stad worden ingevoerd.
Brief op perkament zonder zegel. Lade 11. Wagenaar, Amsterdam, deel I, bl. 231.
3 Julij 1520.
Kaerle bij Gods genaden Roems coninck, geco- ren toecomende keyser, enz. Gegeven in onse stadt van Bruessel, den derden dach Julij, int jaer ons Heeren duysent vijfhondert ende twintich, ende van onsen rij eken, te wetene van
den Roemsche dyerste, ende van den Spaen- sche tvijfste.
Kaerle bevestigt het octrooi, in het jaar 1516 aan Amsterdam gegeven, om vreemde granen te mogen in- en weder uit-voeren, zonder tot de betaling van eenig verlof-geld verpligt te zijn, behoudelijk dat men geen koren of graan, in deze landen gewassen, bui tenlands zou verzenden en daarvoor op de plaats der inlading borg stellen.
Brief op perkament met het zegel en tegenzegel van den keizer in rood was, aan den rand geschonden, daarop gedrukt. Lade 12.
31 December 1520.
Kaerle bij der gracie Goids ghecoren Roomsche Tceyser, enz. Gegheven in onse stadt van Me- chelen, den lesten dach van Decembri, int jaer ons Heer en duyst vijfhondert ende twintich.
Kaerle vergunt, op verzoek van heer Symon, prioer van den Regulieren buyten onse stede van Amsterveen, die gasthuys-meesters van sinte Pieters gasihuys binnen Amsterdam, Jan Benninck, raedt in Hollandt, ende Claes Gheerijts met hueren consorten, alle landtrijckste binnen den dorpe van Amsterdam, dat de vijf landrijksten in het dorp altijd heemraden en de oudste van hen dijk graaf over Amsterveen zullen zijn. Hun wordt buiten dien opgedragen, acht dagen na de gewone schouw eene naschouw te doen, keuren te maken en verder
11*
naar eisch voor het onderhoud der dijken te zorgen. Deze beschikking wordt door den keizer gemaakt, omdat de stand van de Zuyderzee gedurig hooger werd, en die van den Stichte van Utrecht hun water dagelijks met molens en andere middelen naar de lan den van Amsteneen afvoerden, hetgeen, indien daarin niet voorzien werd, eene geheele overstrooming de zer landstreek zou ten gevolge hebben.
Opmerkelijk is in het charterde verwisseling, mo gelijk bij vergissing geschied, van Amsterdam en Am- sterveen. Bij dit stuk ligt een briefje op papier, waarin Despleghem verklaart, voor het schrijven en leveren van dit document met het zegel aan Anthoine Dan sant betaald te hebben tien ponden en twaalf schel lingen.
Brief op perkament met het zegel en tegenzegel van den keizer in rood was, zeer beschadigd, hangende aan een' dubbelen fransijnen staart. La de 29.
Handvesten van Amsterdam, bl. 317.
Scheltema, Pieter: Het archief der ijzeren kapel in de oude of Sint Nikolaas kerk te Amsterdam, 1850 (Google data) 144, in: Monasterium.net, URL </mom/NikolaasKerk/03097692-dcc4-48b1-b805-44f06c773128/charter>, accessed at 2024-12-04+01:00
The Charter already exists in the choosen Collection
Please wait copying Charter, dialog will close at success