27 October 1387.

Aelbrecht doet uitspraak in het geschil, gerezen tus- schen hen, die hij noemt onse goede luden in Aemster- lant uyt Asichdoem, benevens de lieden, die, gelijk deze, uitwaterden door de sluizen, liggende in den Middeldam binnen Amestelredamme, aan de eene, en hen, die te dezer stede op den gezegden dam woonden, ter andere zijde. Dit geschiedt, ten einde verder alle aanleiding tot twist weg te nemen, welke later mogelijk uit het verleggen van de sluizen in den Middeldam zou kunnen ontstaan.

Getuigen zijn, als heemraden, Pieter All[ert] en Godevaert Trudensoen.

Brief op perkament met het zegel van den hertog in groen was, hangende aan een' enkelen fransijnen staart. Lade 32.

Handvesten van Amsterdam, bl. 709. Pontanus, Amst. Hist., fol. 18, geeft van dit charter eene Latijnsche verta ling, waaraan echter het einde ontbreekt. Dapper, , Hist. Beschr. van Amsterdam, bl. 84. Van domselaer, Beschr. van Amsterdam, boek VI, bl. 130. Commelin, Beschr. van Amsterdam,h\. 894. Van mieris, Groot Charterboek, deel III, bl. 473.

1388.

Here, dit is onse begheerte, juwer lieden, der poer- teren van Aemstelredamme, enz. So sel wie den Here dienen, tot sinen wille, na onser machte.

De poorters van Aemstelredamme geven aan Ael- brecht te kennen, en wel, naar het schijnt, in het be gin van het hier boven gestelde jaar, volgens welke oude en nieuwe punten van regten zij wenschen be stuurd te worden. Voor zoo verre de eerste betreft, zijn die ontleend aan het groote handvest, door graaf Willem, den negenden December 1342 aan deze stad gegeven.

Brief op perkament zonder zegel, jaar-, dag- en naam-teekening. Lade 25.