13 October 1554.

Kaerle, tot onderhoud van een groot leger, destijds in de wapenen ter bescherming dezer landen, geld behoevende en aan eenige steden verzocht hebbende, hem dit te verschaffen door het verkoopen van los- en lijf-renten, stelt in handen van de stad Am- sterdamme, welke beloofd had te leveren zes en negentig duizend ponden Vlaamsch, zijne tollen van der Goude en Sparendamme, het aandeel der stad in de gewone en buitengewone bede, en in het algemeen al zijne domeinen in Kennemerlandt en West-vrieslandt, zoowel voor eene som van vijf en twintig duizend een honderd en vier ponden, als voor de jaarlijksche ren ten daarvan, beloopende drie duizend drie honderd en tachtig ponden; terwijl reeds vroeger eene som van negen duizend acht honderd en dertig ponden,

twee schellingen en acht penningen 'sjaars, bedra gende in de hoofdsom zeventig duizend acht honderd negen en negentig ponden, tien schellingen, aan los- en lijf-renten te zijnen behoeve door de stad verkocht was. Aan de burgers en inzonderheid aan de schippers der stad geeft hij verlof, om voortaan onbelet en on verhinderd te gebruiken „die spoye ofte vaert, lig gende omtrent Bernisse, tusschen den dorpe van Putte ende den Gorainghe, genaempt die Ruychte ende Piershille, op alsulcke roertholle ende bakengelt, als zij van ouden haercomen in den tholle van Geervliet ofte Bernisse betaelt hebben gehadt," en wel tot'de aflossing van de geheele schuld.

Op den omgeslagen rand van het charter staat: Bij den keyser, de coninginne regente, den heere van Hacicourt, Pieter Boisot, tresorier generael, meester Nicasius Claissone ende Aelbert van Loo, gecommit teerde van de financien, ende anderen jegenwoirdich.

Brief op perkament met het zegel en tegenzegel van den keizer in rood was, hangende aan een' dubbelen fransij- nen staart. Lade 18.